Ik zit al een uur voor het kacheltje waar het vuur voluit brand terwijl de koude rillingen door mijn lichaam blijven trekken. Ik drink warm water, eet zoetigheid en probeer mijn lichaam tot rust te brengen, wat maar moeilijk wil lukken. Ik voel me ellendig en kan tegelijkertijd om mezelf grinniken: ik was overmoedig geweest, heb mezelf uitgeput en ik kan mezelf nu lekker zielig vinden bij een warm kacheltje. Ik voelde me zowel slachtoffer als held.
“Dat is Roan! Ha Roan!”, roept het kind enthousiast vanuit de passerende bakfiets.
De moeder kijkt om: "Ha Roan", roept ze ook.
En mijn kleinkind, achterop bij mij op de fiets, veert op en roept terug: “hoi Kalle!”.
“Dat is Kalle”, zegt ze tegen me.
“Oh”, zeg ik, “zit hij bij je in de klas?”
“Nee”, zegt ze. “Hij zit in de andere groep, maar hij woont in mijn straat en we spelen wel samen.”
Ik reed in volle vaart met mijn fiets tegen de aanhangwagen van een plotseling voor mij links afslaande auto.
“Als ik ergens geen zin in heb, dan is het gezeur over de leiding van deze opleiding” hoorde ik mezelf zeggen.
Ik volgde een opleiding en we zaten in een kleine groep met 8 deelnemers. Het werken deze eerste dag was anders dan ik ooit eerder meemaakte. Er werd weinig ‘les’ gegeven, er was veel ongemak, er was een taak die ik niet snapte en ik zat in een setting die ik niet kende. Ik voelde me onzeker over wat ik wel of niet kon doen of zeggen. En dan heb ik de neiging om mijn mond te houden, me terug te trekken en stil te blijven.
“Ik lieg nooit”, zei mijn stiefmoeder. Ze is niet op haar mondje gevallen en geneert zich over het algemeen niet om te zeggen wat ze van iets denkt, dus ik kon me wel voorstellen dat ze dit zei. “Je hebt net nog gelogen”, zei ik: “toen je zei dat ik lekker gekookt had. Het bakken van de biefstuk was mislukt en niet echt lekker”.
Ze keek me even sprakeloos aan.
Zij pakte de boodschappen uit haar auto. Twee volle, zware, boodschappentassen kwamen uit haar nieuwe BMW en met het gewicht aan haar armen keek ze op. Ze zag twee al wat oudere buurtgenoten met rugzakken weglopen. Ze bevroor en voelde een kleine steek van jaloezie. In haar fantasie waren ze op weg naar bus, trein en verre landen. Alles in twee kleine rugzakken en ze ervoer daarin vrijheid en het los staan van veel ‘vaste lasten’.
Tijd en veiligheid“Het is vijf voor vijf. Je hebt nog 5 minuten om je rotzooi te lozen”, zegt de beheerder van het wegbrengstation voor grofvuil. Hij klinkt geïrriteerd en praat met een harde toon. Mijn autoklokje, horloge en telefoon geven kwart voor vijf aan.Ik heb twee pakken met ieder 3 platen ingepakt asbest bij me, een vergunning van de gemeente voor het afleveren en iemand die me kan helpen met het uitladen. De asbestwanden van een oud schuurtje heb ik die dag afgebroken, mezelf beschermend met een professioneel mondkapje, beschermingsbril en handschoenen.
“Ga jij maar op die stoel voor het raam in de zon staan drogen.”Ik was 6 jaar. Op school tijdens de speelpauze, heb ik in mijn broek geplast. Geen idee meer hoe dat kwam, maar onbevangen ga ik naar (mijn) juffrouw Van Kerkum. Ze reageert snibbig, verwijt me de fout en zet me op een stoel voor het raam om te drogen. Klasgenoten kijken vanaf de speelplaats naar me door het raam. Ik word niet gepest of geplaagd. Ik sta daar achter glas, in de zon. En ik voel niets.
“Je kan tot woensdag de auto van mijn vrouw gebruiken”, zei mijn buurman laatst. “We zijn toch weg, dus geen enkel probleem.” En ineens reed ik een paar dagen in een mooie BMW. Een 1 serie, terwijl ik met een schuin oog keek naar die prachtige BMW 5-serie waar de buurman zelf in rijdt. Zeker een drie keer zo grote auto. Onder mijn dankbaarheid voelde ik toch een klein steekje, wat me op de vraag bracht waarom hij sprak over ‘de auto van mijn vrouw’ en niet over ‘onze kleine auto?”.